De zoon
“Acht maanden geleden is haar zoon overleden en sinds die tijd heeft ze geen bezoek meer gehad,” verzuchtte een vrouw naast me die net als ik van de late middagzon genoot. We zaten samen op een bankje en ze zag me naar de ramen op de eerste verdieping van een voor ons gelegen verzorgingshuis kijken. Waarschijnlijk dacht ze dat ik de bewoonster van een van de kamers kende, maar niets was minder waar. Ik was slechts gefascineerd door het schimmenspel dat twee grote bomen op het glas veroorzaakten. Achter geen van de ramen was door de spiegelende zon ook maar iets te zien. “Sorry,” verontschuldigde ik me, “ik ken hier niemand.” “Oh, ik dacht dat u misschien…” Ik schudde mijn hoofd.
“Maakt u zich zorgen over haar?” vroeg ik, terwijl ik me naar haar toe draaide. “Eigenlijk wel,” gaf ze toe. “Ik werk daar en breng dagelijks het eten rond. Een groot aantal mensen is alleen en eenzaam. Ik probeer altijd even een praatje te maken, maar veel tijd is er niet en dat geldt ook voor de verpleging. Toch is het vaak het enige sociale contact dat ze hebben en het fleurt ze wat op. Alleen bij die mevrouw lukt dat slecht. Sinds haar zoon niet meer komt sluit ze zich op in haar eenzaamheid.” “Accepteert ze niet dat hij er niet meer is?” vroeg ik. “Erger nog, ze ontkent dat-ie dood is,” antwoordde de vrouw met een bittere ondertoon. “Ze zit soms uren voor het raam te kijken of hij komt.” Het leed van de oude vrouw deed zichtbaar pijn.
“Gistermiddag, toen ik weer even bij haar op de kamer was, zat ze opnieuw voor het raam. Ze had ongekamde haren en zag er moe uit. Ik vroeg of ze niet liever even wou liggen, maar ze antwoordde: ‘Nee, hij kan zo komen. Ik wacht hier op hem.’ Ik ben toen weggegaan om de andere bewoners hun avondeten te brengen, maar toen ik ruim een uur later terugkwam om de borden op te halen zat ze er nog. Ze had geen hap gegeten. Ik ben toen maar even bij haar gebleven, terwijl mijn werktijd er eigenlijk op zat. Maar ik kon haar zo niet alleen laten.” “Is er dan verder niemand die zich om haar bekommert?” vroeg ik verongelijkt. Ze schudde het hoofd. “Ze heeft geen familie meer,” antwoordde ze, “haar zoon was alles wat ze nog had.”
“Hoezo dacht u dat ik haar misschien kende?” vroeg ik. “Dat weet ik eigenlijk niet,” zei de vrouw, haar schouders ophalend. “De wens was kennelijk de vader van de gedachte. Ik gun het haar zo dat er ergens nog een kennis of oude buur is die haar komt opzoeken. Die haar haar lach kan teruggeven. Iemand bij wie ze een stukje herinnering vindt. Als ze doorgaat zoals nu zal ze doodgaan van eenzaamheid.” Tijdens de laatste zin hoorde ik licht gesnotter. Bijna was ik boos op mezelf. Waarom kende ik haar niet, waarom was ik niet die oude kennis? Maar ik was het niet, ik kon alleen maar luisteren.
Hoe lang we daarna zwijgend naast elkaar gezeten hebben weet ik niet meer. De conversatie was op, er viel niets meer te zeggen. Het verkeer raasde en de zon hield niet op zich te spiegelen in het glas van het verzorgingshuis. Ramen van eenzaamheid, waarachter kennelijk mensen zaten die je niet eens kon zien. In ieder geval één mens. Zou ze mij zien? Vroeg ik mij af. Zou ze me zien zitten. Zou ze… Ze zal toch niet denken dat ik haar zoon ben? Ik schudde mijn hoofd. Waarom moest ik nu weer op dié gedachte komen. Natuurlijk zou ze dat niet denken. Of misschien toch… “Ik hoop dat ze erin kan berusten,” zei ik tegen de vrouw naast me. Ik stond op en groette haar. Opnieuw keek ik omhoog naar de spiegelende ramen. Wat me dreef weet ik niet, maar voorzichtig stak ik een van mijn handen omhoog en zwaaide. Daarna ook mijn andere hand en zwaaide harder. Met twee handen zwaaide ik nu uitbundig naar de weerspiegeling in het glas. Ik lachte terwijl ik een traan voelde branden. Nog harder zwaaide ik. Toen liep ik resoluut weg, onhoorbaar fluisterend… “Dag mam!”
Mooi verhaal Ben , maar komt vaak voor helaas 😢😢😢😢
Wat een mooi, maar ook intriest verhaal Ben! Helaas, zoveel ouderen worden vergeten, vooral als ze dement worden. Mensen hebben al vlug de neiging om te zeggen, ze/hij kent me toch niet meer. Maar ze vergeten dat een warme aanraking, een vriendelijk woord, een wereld van verschil kunnen maken voor die mensen! Bovendien, op een dag ben je zelf zo oud. Hoe zou het zijn als er dan niemand meer naar je omkeek?